Van de 9de tot de 14de eeuw was Angkor de hoofdstad van het rijk van de
Khmer. Een rijk dat op zijn hoogtepunt niet alleen het huidige Cambodja
omvatte, maar zich uitstrekte van het zuiden van China tot Vietnam,
Thailand en Birma. De tempels die in en rond de hoofdstad Angkor gebouwd
werden worden tegenwoordig gezien als het hoogtepunt van de bouwkunst
in Zuidoost-Azië en mogelijk zelfs van de wereld. Zo is er in Europa
niets te vinden wat ook maar enigszins vergelijkbaar is met deze
bouwwerken. De status van de tempels van Angkor werd in 1993 nog weer
eens bevestigd toen ze door de Unesco op de werelderfgoedlijst werden
geplaatst.
Na een periode van groei en bloei van het rijk van Angkor van 802 tot 1220 begon in 1220 de periode van verval en ondergang.
Door oorlogen en grote bouwprojecten was er geen geld meer en werden er
geen grote tempels meer gebouwd. Over het tijdvak na de ondergang van
het rijk van Angkor is weinig bekend. Bekend is wel dat de tempels en
paleizen in gebruik bleven tot de Siamezen de stad in 1431 plunderden.
Koning Ponhea Yat verliet daarop Angkor en verplaatste zijn hof naar
Phnom Penh. De eeuwen daarna deed de natuur haar werk en 'verdween' de
stad Angkor met al haar tempels en paleizen in het oerwoud. Het zou maar
liefst vier eeuwen duren voordat de stad herontdekt zou worden.
Bij toeval 'ontdekte' de Franse botanicus Mouhot de door het oerwoud overwoekerde ruïnes van de tempelstad.
Hoewel er van een echte ontdekking eigenlijk geen sprake was. Angkor is
namelijk nooit helemaal verlaten geweest, maar het ontbrak de
plaatselijke bevolking aan de middelen om de tempels te onderhouden.
Mouhot was ook zeker niet de eerste westerling die Angkor 'ontdekte'. Zo
berichten Portugese avonturiers aan het eind van de 16de eeuw over de
tempels. In 1656 schreef de Hollandse koopman Hendrick Indijck over een
bezoek aan de stad Anckoor op tien dachtochten van Phnom Penh. En in
1850 bracht de Franse missionaris Bouillevaux een bezoek aan de tempels.
Een bezoek dat hij beschreef in zijn boek dat acht jaar later
verscheen. Maar dit boek trok weinig aandacht. Dat was anders met de
publicatie van de dagboeken van Mouhot in 1864. Het goed geschreven
verslag over de door de jungle overwoekerde stad trok de aandacht van
archeologen, avonturiers en schatzoekers.
In 1866 was de archeoloog een van de deelnemers aan een Franse expeditie
die Angkor bezocht. Zeven jaar later ging hij opnieuw naar Angkor en
publiceerde zijn bevindingen in een boek. Zijn schetsen van de door de
jungle overwoekerde gebouwen geven een goed beeld van de staat waarin de
tempels zich toen bevonden. Wil je zelf een beetje een indruk krijgen
van hoe dat was, breng dan een bezoek aan de gedeeltelijk overwoekerd
gelaten tempel Ta Prohm. De grote restauratie van Angkor begon met de
oprichten van de École Francaise d'Extrême Oriënt in 1898. Dit instituut
begon met het verwijderen van de jungle rond de tempels. Een van de
bekendste archeologen uit de begintijd was Henry Marchal, de 'vader van
Angkor'. De bij de restauratie gebruikte werkwijze staat bekend als anastylosis.
Hierbij worden de overgebelven delen een gebouw eerst grondig
geanalyseerd om daarna ontmanteld te worden. Hierna wordt het gebouw
waarheidsgetrouw weer opgebouwd. Nieuwe materialen werden alleen ingezet
als het echt niet anders kon, maar er werd geen cement gebruikt.
De restauratie ging door tot de komst van de Rode Khmer in 1975. Tijdens
de burgeroorlog lagen alle werkzaamheden stil, maar gelukkig leden de
monumenten geen schade door de oorlog. Na het einde van de burgeroorlog
zijn de restauratieve werkzaamheden hervat en gaat het de goede kant op
met het herstel van de tempels. Zeker sinds Angkor Wat in 1993 op de
werelderfgoedlijst van de Unesco is geplaatst.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten